Trouwpaleis nr. 4
"Wie eenmaal getrouwd is, kan er maar het beste voor zorgen dat dat zo blijft, al was het alleen maar om het risico op een tweede bruiloft tot een minimum te beperken. Zo'n dag is feestelijk bedoeld, maar kost scheppen met geld en is meestal pijnlijk voor alle betrokkenen.
Zeker in de zogenaamde betere kringen, waar men het niet op een ordinair brassen durft te zetten. Niks geen spuitende flessen roze champagne, metershoge bruidstaarten en strakke jurken met puilend tietwerk. De bruid draagt een gewaadje waar duidelijk heel lang over nagedacht is, een financieel Waterloo, dat desondanks meestal sprekend de kleur en textuur van Hansaplast heeft, evenals haar niet meer al te jonge gezicht. Brullen en met bier smijten is niet bon ton, maar iedereen krijgt bij binnenkomst een cocktail die bijvoorbeeld wordt aangekondigd als 'endless love' en dan ook belletjeswijn met een scheutje perziklikeur behelst, vergezeld van lauwe eenhaps-quiches. Vervolgens het diner, met kunstig dooreengevlochten feestprogramma: tien extra belegen corpsmeisjes, van wie de helft hoogzwanger van een valreepbaby, zingen een zelfgemaakt lied, meestal op de wijze van Calafornia Dreaming: Fre-de-rik en San-dra, (lalalala), zijn nu eind'lijk getrouwd (lalalalala). Et cetera. Dan komen de dia's: de kleine Frederik achtereenvolgens in een trapauto, met een hockeystick en in een pak van zijn vader, de kleine Sandra afwisselend met beugel, met weer een andere beugel en verlegen leunend tegen de hals van een bedroefd paard. Het hoofdgerecht (iets keurigs, met zalm en waterkers) wordt gevolgd door het beruchte alfabet, een hinkstapsprong van aan de haren bijeengesleepte rijmelarijen door makkers van de bruidegom:
A is van Amersfoort, waar jullie elkaar voor het eerst zagen
B is van Broodje gezond, dat kan Sandra zo behagen
C is van Chemie, die was er tussen jullie al gauw
D is van Doorgaan, met de huwelijkse trouw...
Enzovoort, terwijl de stemming aan de schragentafels gestaag inzakt, net als het zogenaamde grand dessert: een zwaar op spuitbussenslagroom leunende contraptie van culinaire kunstnijverheid, bekroond met een ten onrechte uit verre landen ingevlogen onrijpe zuidvruchten en uiteraard een knetterend sterretje, dat kindervuurwerk dat helaas, net als waar geluk, maar heel even vonkt, en dus bij het triomfantelijk op de tafel plaatsen al gereduceerd is tot een verwrongen reep rokend metaal..."
Sylvia Witteman, Volkskrant Magazine, zaterdag 22 oktober 2005